Vliegtuig

Kenmerken van een goed beginnersvliegtuig

  • Het vliegtuig vliegt makkelijk en niet snel. Als het vliegtuig overtrokken raakt, moet het zichzelf stabiliseren. Dergelijke vliegtuigen hebben een rechthoekige vleugel, met een lichte V-stelling en met een dik half-symmetrisch profiel (de onderkant is platter dan de bovenkant, of zelfs helemaal plat). Meestal zijn het 'hoogdekkers' (de vleugel bovenop), maar er bestaan ook makkelijk vliegende 'laagdekkers'.
  • Het vliegtuig is niet te klein en te licht, want dan reageert het nerveus op wind en is het op enige afstand niet meer goed te zien. Als het vliegtuig wielen heeft, moeten de wielen niet te klein zijn, want dat hindert het opstijgen vanaf/landen op gras.
    Het vliegtuig moet ook weer niet te groot zijn, want dan wordt het te duur en is het moeilijk te vervoeren.
    Een spanwijdte tussen 140 en 170 cm en een vlieggewicht tussen 1,3 en 2,8 kg is optimaal.
  • Het vliegtuig heeft bij voorkeur ook rolroeren. Maar verder kunnen er beter geen overbodige zaken, zoals wielkappen en vleugelstruts, op het vliegtuig zitten.
  • De vleugel (en het liefst ook het landingsgestel) is bij voorkeur met elastieken of met kunststof breekbouten aan de romp bevestigd, zodat een ongelukkige landing niet meteen tot grote schade aan de romp leidt.
    Schade aan het landingsgestel of aan de neus moet makkelijk te repareren zijn (dus liever geen fraai gevormde kunststof motorkap).

Zelf bouwen of fabrieksvliegtuig?

Hoewel het zelf bouwen van een vliegtuig erg leerzaam en leuk is, wacht de echte modelbouwer helaas hetzelfde lot als de Dodo. De moderne gemaksmens (Homo Conveniencis) kiest voor kant-en-klare of bijna kant-en-klare fabrieksvliegtuigen. Dat heeft voordelen:

  • goedkoper;
  • mooie afwerking;
  • snel vliegklaar;
  • goed voor de Aziatische economie;

en nadelen:

  • de sterkte van kritische delen laat vaak te wensen over. Denk aan de verbinding van de vleugelhelften, het landingsgestel, de romp ter plaatse van het landingsgestel en het neusschot (in geval van een neuswiel). Het is aan te bevelen om dergelijke delen bij twijfel te verstevigen;
  • je krijgt geen bouwtekening, zodat repareren lastiger is. Soms geeft de fabrikant niet eens aan waar het zwaartepunt moet liggen.

Houtbouw of schuim?

Fabrieksvliegtuigen zijn er in 2 smaken: door mensenhanden geconstrueerd uit hout en bespannen met folie. Of met beschildering en al gevormd in een mal met expanderend kunststof schuim (EPP, Expanded PolyPropylene).

Voordelen van houtbouw zijn:

  • goed te repareren en te modificeren omdat hout goed te lijmen en te vormen is;
  • oogt en voelt meer als een echt modelvliegtuig;
  • zwaarder dan een EPP-vliegtuig van vergelijkbare afmetingen, en daardoor minder gevoelig voor wind (maar daardoor wel duurder omdat een zwaardere motor, motorregelaar en accu nodig zijn).

Voordelen van schuim zijn:

  • raakt bij een ongelukkige landing niet snel beschadigd (eventuele schade is vaak te repareren, maar daarvoor is wel een speciale lijm nodig);
  • ronde vormen zijn even gemakkelijk te maken als rechte, waardoor er een grotere variëteit aan modellen verkrijgbaar is, die er van een afstand fraai uit kunnen zien.
  • lichter dan houtbouw, waardoor ook de servo's, motor, motorregelaar en accu lichter en dus goedkoper kunnen zijn (maar daardoor wel gevoeliger voor wind).

Stappen in het leerproces

Leren vliegen met een modelvliegtuig doe je samen met een instructeur. Het leerproces bestaat uit de volgende stappen:

  1. Controle van de luchtwaardigheid van het vliegtuig, door de instructeur.
  2. Invliegen en trimmen van het vliegtuig door de instructeur.
  3. Vliegen van een rechthoekig circuit, linksom en rechtsom op 50 tot 100 m hoogte (de instructeur stijgt op en landt).
  4. Ervaren wat het vliegtuig doet bij overtrekken, een looping achterover en een tolvlucht. Dit op voldoende hoogte, maar niet zo hoog dat je het gedrag van het vliegtuig niet goed kunt zien (75 tot 100 m; de instructeur stijgt op en landt).
  5. Vliegen van een landingscircuit, linksom en rechtsom. Dit is een rechthoekig circuit op ongeveer 25 m hoogte, waarbij je op lagere hoogte langzaam voorbij vliegt en dan weer optrekt (de instructeur stijgt op en landt).
  6. Zelf opstijgen en landen met de instructeur aan je zijde.
  7. Op voldoende hoogte (75 tot 100 m) linksom en rechtsom rollen, met de instructeur aan je zijde.
  8. Brevetprogramma oefenen en brevet halen.