Accu's en acculader
Voor de elektrische aandrijving van je model heb je één of meerdere lithiumpolymeeraccu's (LiPo) nodig. Als je geen BEC gebruikt, heb je voor de ontvanger en de servo's ook nog een nikkelmethaalhydride-accu (NiMH) nodig. Verder heb je een acculader nodig die in elk geval deze accutypen automatisch kan laden.
Accu's algemeen
Capaciteit en bruikbare capaciteit
De capaciteit van een accu is de hoeveelheid elektrische energie die er na opladen in is opgeslagen. Hoe meer capaciteit, hoe langer de vliegtijd (maar ook hoe groter en zwaarder de accu). Strikt genomen is watt-uur (Wh) de juiste eenheid, maar in de praktijk wordt de capaciteit meestal in milliampere-uur (mAh) uitgedrukt. De tijd dat een volgeladen accu een bepaalde stroom kan leveren is dan de capaciteit gedeeld door de stroom.
Voorbeeld: een accu van 3200 mAh (3,2 Ah) wordt gebruikt voor een aandrijving die bij vol vermogen een stroom van 27 A trekt. De accu zal daarbij in ongeveer 3,2 / 27 = 0,119 uur (7 minuten) leeg zijn.
De door de fabrikant gespecificeerde capaciteit geldt voor een nieuwe accu, onder ideale omstandigheden. De praktijk is minder ideaal en we willen natuurlijk landen voordat de accu helemaal leeg is. De werkelijk bruikbare capaciteit is daarom ongeveer 70 tot 80% van de gespecificeerde capaciteit en wordt door 'slijtage' in de loop van de tijd steeds minder.
Moderne acculaders hebben een ontlaadfunctie waarmee je, na het volledig opladen van de accu, de bruikbare capaciteit kunt bepalen. Voor LiPo-accu's is deze bepaling wat te optimistisch, omdat de ontlaadstroom van de acculader een stuk lager is dan de stroom die de aandrijving van het model trekt.
Het is aan te bevelen om periodiek de capaciteit van je accu's te bepalen en dit in een logboekje te noteren. Zo krijg je inzicht in de slijtage.
Restcapaciteit
Van een ontvangeraccu zul je na een paar vluchten willen weten of deze nog voldoende restcapaciteit heeft voor nog een vlucht. En van een LiPo-accu zul je na een vlucht willen weten wat de restcapaciteit is, want misschien kun je voortaan wel langer vliegen, of misschien was de accu al gevaarlijk ver leeg.
Er bestaan metertjes die op basis van de accuspanning een percentage restcapaciteit aangeven. Deze methode is bruikbaar, maar vertrouw niet teveel op de nauwkeurigheid. Het verband tussen de onbelaste celspanning en de restcapaciteit kan namelijk voor iedere accu een beetje anders zijn en is - zeker waar de accu leeg begint te raken - niet lineair (de spanning neemt gedurende het ontladen lange tijd langzaam af en neemt dan plotseling snel af). Meet altijd direct nadat de accu belast is geweest.
Het beste is telemetrie met stroommeting. Zo'n systeem geeft tijdens de vlucht aan hoeveel capaciteit er aan de accu is onttrokken (restcapaciteit = bruikbare capaciteit - onttrokken capaciteit).
In elk geval krijg je bij het opladen een indicatie van wat de restcapaciteit was. Moderne acculaders geven bij het opladen aan hoeveel mAh er naar de accu is gegaan (restcapaciteit = bruikbare capaciteit - aantal mAh om de accu weer op te laden). De restcapaciteit is eigenlijk wat hoger vanwege verliezen (niet alle aangegeven mAh's worden daadwerkelijk in de accu opgeslagen).
Kortsluitgevaar
Bij kortsluiting leveren zowel LiPo- als NiHM-accu's enorme stromen, waardoor brand kan onstaan. Handel altijd zo, dat er geen kortsluiting kan ontstaan. Draag bij voorkeur geen ring.
Acculader
Voor het laden van LiPo- en NiMH-accu's heb je een universele automatische acculader nodig. Zo'n lader heeft een display met bedieningstoetsen en programma's om verschillende typen accu's op de juiste manier te laden. Naast het laden is het handig als de lader een accu ook gecontroleerd kan ontladen en naar de toestand voor langdurige opslag kan brengen. De lader geeft aan hoeveel mAh bij ontladen aan de accu is onttrokken en hoeveel mAh bij laden aan de accu is geleverd. Zo houd je zicht op de conditie van je accu's. Verder toont de lader de laad-/ontlaadstroom en de accuspanning (bij LiPo-accu's ook van de individuele cellen).
De belangrijkste keuzeparameters voor een acculader zijn de maximale laadstroom (A) en het vermogen (W). De gespecificeerde maximale laadstroom geldt in beginsel voor een LiPo-accu met weinig cellen. Voor een LiPo-accu met veel cellen hangt het van het vermogen af, of de lader de gespecificeerde maximale laadstroom haalt.
Voorbeeld: voor een lader is een maximale laadstroom van 6 A en een vermogen van 80 W gespecificeerd. Als we met deze lader een 2S-LiPo (maximaal 8,4 V) gaan laden, dan is daarvoor bij de maximale laadstroom een vermogen nodig van 8,4 x 6 = 50 W (vermogen = spanning x stroom). De lader kan dit leveren. Maar als we een 4S-LiPo (maximaal 16,8 V) willen laden, dan zou daarvoor 16,8 x 6 = 100 W nodig zijn. Dat kan de lader niet leveren. De laadstroom zal in dit geval maximaal 80 / 16,8 = 4,8 A zijn.
Een ander keuzecriterium is, of de lader op een auto-accu werkt of (ook) op een netvoeding. In het geval van een netvoeding zijn er laders met een ingebouwde netvoeding, maar het is ook mogelijk om een aparte netvoeding te gebruiken. Dat is meestal nodig voor hoge vermogens.
Zie verder: